Een eerste reeks wijzigingen betreft de kortgedingprocedure.

Op 27 april 2023 keurde de Kamer van Volksvertegenwoordigers een ontwerp van wet tot wijziging van de wetten van de Raad van State goed.
Dit ontwerp stelt een aantal voor de rechtspraktijk belangrijke wijzigingen voor aan de procedure voor de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State: 10).

Ze hebben als doel de procedure te versnellen en meer maatwerk mogelijk te maken.

Een greep uit de belangrijkste aanpassingen rond dit administratief kortgeding:

• Indien een vordering tot schorsing ingesteld wordt via een advocaat of door een overheid, zal dit verplicht moeten gebeuren via de elektronische procedure. Verzoekschriften komen zo sneller bij de Raad binnen dan wanneer ze via aangetekende brief worden ingediend.
   
• Anders dan nu het geval is, zal een administratief kort geding ook weer kunnen worden ingeleid voorafgaand aan het indienen van het annulatieberoep. Op dit ogenblik is dat enkel mogelijk voor wie werkt met een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid.
   
• De procedure zal voortaan ook meer actief worden aangestuurd door de Raad van State in die zin dat niet meer gewerkt wordt met wettelijk bepaalde termijnen voor het indienen van een nota van antwoord in het administratief dossier. De Raad van State zal zelf een procedurekalender bepalen, wat overigens de facto al gebeurt bij procedures in overheidsopdrachten.
   
• Ingeval het verzoekschrift tot schorsing geen middelen of geen uiteenzetting rond de spoedeisendheid bevat, zal de Raad kunnen beslissen om de zaak niet op de rol te brengen. De verzoeker kan vervolgens wel een nieuw verzoekschrift indienen.
  Ook dat levert tijdswinst op.
  De verzoeker zal immers snel weten dat zijn verzoekschrift niet zal worden behandeld, daar waar hij dat nu pas weet nadat de procedure is doorlopen en de Raad in een arrest aangeeft dat zijn vordering onontvankelijk is bij gebrek aan middelen of ongegrond bij gebrek aan bewezen spoedeisendheid.
   
• De auditeur zal enkel nog een verslag moeten opmaken als er in de procedurekalender minstens 15 werkdagen resteren na afloop van de termijnen voor het indienen van procedurestukken en voor de uiterste datum waarop dat verslag meegedeeld moet worden aan de partijen.
  Die mededeling moet gebeuren uiterlijk 5 werkdagen voor de zitting. Gebeurt dat op een later moment, dan kunnen de partijen uitstel vragen van de zitting.
   
• De zitting over het kort geding moet tenslotte volgen binnen 60 dagen na vaststelling van de procedurekalender. Wanneer die termijn ingaat in juli of augustus kan deze worden verlengd tot respectievelijk 30 september of 31 oktober.
  Verstrijkt die termijn in juli of augustus dan is verlenging mogelijk tot 30 september. Het arrest moet vervolgens uitgesproken worden binnen de tien werkdagen na de terechtzitting.
   
• Procedures die worden ingeleid bij uiterst dringende noodzakelijkheid zullen in de toekomst behandeld moeten worden binnen uiterlijk 15 (kalender)dagen. Enkel voor overheidsopdrachten wordt hierop een uitzondering gemaakt. Een arrest moet vervolgens volgen binnen vijf werkdagen na de zitting.
   

Wanneer nieuwe procedure rond het administratief kortgeding van kracht

Deze nieuwe procedure rond het administratief kortgeding zou van kracht worden per 1 september 2025, tenzij de Koning daarvoor een vroegere datum zou bepalen.

Het wetsontwerp is ondertussen overgezonden naar de Senaat die er zijn licht nog over kan laten schijnen.

Het is dus nog even afwachten tot dit ontwerp effectief wet wordt. De nodige uitvoeringsbesluiten zijn overigens ook nog in opmaak.
Meer informatie vindt u alvast op de website van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.