Tweede Stadsavond met Yves Petry
yves petry
“We passen niet helemaal in de logica van de sociale, de biologische, de economische realiteit. We passen zelfs niet helemaal in de logica die we onze eigen persoonlijke geschiedenis zouden willen opleggen. We zijn onvatbaarder, schimmiger en unieker dan we kunnen begrijpen of ten volle verdragen. Toch is het van het hoogste belang dat we gevoelig blijven voor die spookachtige uniciteit want het is uitsluitend aan haar te danken dat we kunnen zeggen werkelijk te hebben geleefd, als individu echt te hebben bestaan. Wat Freud in mijn ogen met een select aantal romanschrijvers gemeen heeft, is dat hij zijn lezer in het onderhouden van die gevoeligheid tot steun is, ik durf haast zeggen als een ware vriend.”

(Yves Petry, De Standaard, 27/12/2013)


 

Afgelopen vrijdag 26 februari organiseerde de Kring voor Psychoanalyse van de NLS haar tweede Stadsavond, ditmaal in Brugge. Binnen het uitgelezen kader van het Literair salon De Reyghere, op de eerste verdieping van de gelijknamige boekhandel ontving Nathalie Laceur, psychoanalytica en voorzitster van de Kring, schrijver en essayist Yves Petry.

De psychoanalyse heeft van bij haar ontstaan de kunsten, waaronder de literatuur, omarmd. De hechte band tussen Freud en de letteren is gekend. Ook in de omgekeerde richting zijn er sinds het begin van de 20e eeuw steeds kunstenaars geweest die een bijzondere plaats toebedeelden aan de psychoanalyse. Tijdens de stadsavonden worden de raakpunten tussen beide disciplines verkend en dit via een conversatie met een kunstenaar. 



Wie er op de eerste stadsavond met Rinus Van De Velde bij was, weet dat indien het onvoorspelbare binnen de conversatie over het oeuvre, het kunstwerk, het kunstenaarschap, enz. toegelaten wordt, dit tot verrassingen kan leiden, zowel voor het publiek als voor de twee protagonisten. Een bewijs daarvan konden we dit weekend in De Morgen  lezen, in een interview met Van De Velde. 

In Brugge startte de conversatie bij het laatste boek van Petry, Liefde bij wijze van spreken. Via zijn schrijven, zo stelde Petry, worden personages gecreëerd die eerder dan een op voorhand geconcipieerd motief te volgen, zichzelf uitvinden. Analogieën tussen verschillende romans – er kan een gelijkenis omtrent de liefde gelezen worden in De maagd Marino en zijn laatste boek – kunnen ontstaan maar dan louter onbewust. Petry herkende de gelijkenis maar onder de indruk leek hij niet te zijn. Een boek, eenmaal geschreven, lijkt werkelijk achter hem te liggen, afgesloten.

Petry leek verrast dat in een psychoanalytisch gezelschap zijn stijl aangehaald werd als één van de redenen om hem uit te nodigen, meer dan het inhoudelijke van de roman. De Freudiaanse methode stond hem voor ogen, de interpretatie van de tekst. Die stijl, zo verduidelijkte hij, is wat hem voortdrijft en animeert tijdens het jarenlange isolement waarin het verhaal geconstrueerd wordt. Ook al werd dit zo niet benoemd, de stijl heeft te maken met de sonoriteit van de taal die binnen woorden en zinnen op haar plaats valt.

Doorheen het schetsen van de personages, de plot, het verhaal, krijgen de motieven vorm. Wat deze laatste betreffen keert er iets terug dat Petry extreem realisme noemt, waarmee hij zichzelf (ook al komt de benoeming extreem realisme van hemzelf) in een traditie plaatst van een select aantal schrijvers – o.a. Kafka, Bernhard, Nabokov - die hem gevormd hebben. Het citaat bovenaan dit verslag weerspiegelt waar het Petry om te doen is: tegen het gestroomlijnde en het vlugge begrip in (Petry verwees niet alleen naar de populaire literatuur van b.v. Arthur Japin, waarin de liefde niet zelden als een-ideaal-dat-alles-zal-overwinnen opduikt, maar eveneens naar een sciëntisme dat de wetenschap waar hij van houdt overschaduwt), tegen de valse illusie in, iets creëren dat een plaats geeft aan het ongemotiveerde, het dwarse, het ogenschijnlijk vreemde, de fantasie, datgene wat moeilijk te verdragen valt, … kortom alles waarin Petry de essentie van onze condition humaine situeert. Alleen dat soort schrijven doet hem leven, alleen dat maakt het voor hem mogelijk om te sterven. Als er al een naam op zijn grafsteen moet komen, dan enkel en alleen dankzij deze vorm van schrijven. Het is uiteraard in deze specifieke visie op literatuur dat we in Yves Petry een bondgenoot terugvinden; de psychoanalyse heeft evenmin iets vandoen met de moraal van de meester, ze omarmt een andere ethiek.



Een conversatie als deze, die enkel voorbereid kan worden door een oeuvre te bestuderen, die weinig, zo niet niets vandoen heeft met het interview zoals we dat uit de media kennen, die de stilte niet schuwt en zodoende zeer veel ruimte laat aan de kunstenaar (we durven te stellen dat Yves Petry meer dan een uur en Nathalie Laceur hooguit 5 minuutjes ‘gesproken’ heeft - en dan nog slaan we de bal mis: meer dan spreken leek het in haar geval om het volgen van een draad te gaan die zich tijdens deze conversatie ontspon), een dergelijke conversatie is een analytisch format zonder gelijke. Deze stadsavonden bieden een zeldzaam geworden mogelijkheid om bijvoorbeeld een kunstenaar, effectief te horen spreken. Onmiskenbaar heeft dit een effect op wie er zich voor engageert. Petry leek achteraf geen idee te hebben van de tijd die verstreken was. Hij was het niet gewend, zo zei hij, om ergens onvoorbereid naartoe te gaan en met iemand in gesprek te gaan die geen enkele vraag op voorhand had bedacht. We hebben er het raden naar hoe hij dit alles ervaren heeft. Hij richtte zich tot het publiek – een lezerspubliek waarvan hij de reactie soms mist, zo vertelde hij gedurende de conversatie - bood ons nadien de ruimte om verder met hem te spreken en nam, misschien zelfs wat onwennig, een zeer hartelijk en lang gerekt applaus in ontvangst.


Wij kijken uit naar stadsavond nummer drie, vrijdag 13 mei, in Gent.

Verslag: Vic Everaert

Volg ons op

#