Lezing Marie-Hélène Brousse: “‘Iedereen is gek’ of alle neurosen zijn niet-alledaags”
Hoe alledaags is neurose vandaag? Deze vraag wordt in de lezingencyclus van de Kring dit werkjaar aan drie genodigden gesteld. Op 30 januari was M.-H. Brousse de tweede in de reeks om daarop te antwoorden. Ik werd getroffen door de afsluiting van haar lezing waarin ze haar invalshoek uit de doeken deed, namelijk de rouw.  Als het reële van een overlijden binnendringt, moet men dit ‘ondraaglijke’ afweren en bedekken met allerlei symbolische bewerkingen, zoals bijvoorbeeld rituelen of één of andere uitleg waarom dit ‘onmogelijke’ is gebeurd. Ze benoemde dit als ‘een Naam-van-de-Vader’, herleid tot een functie, de functie van een compenserend symbolisch mechanisme naar analogie met de ‘Compensatory Make Belief’ (CMB) die  Jacques-Alain Miller bedacht voor de alledaagse psychose (1). Brousse wil dit uitbreiden naar de neurose.

Vanuit deze particuliere invalshoek lanceerde ze een wat provocerende stelling: “Iedereen is gek of alle neurosen zijn buiten-gewoon (extra-ordinair)”. Dit was dan ook de titel van haar bijdrage.


Brousse wou weg uit de kliniek van de klassieke tweedeling neurose-psychose. Ze ging in tegen de algemeen verbreide opvatting dat de neurose het normaal statuut van het spreekwezen belichaamt. Het is zo, stelde ze met Lacan, dat de gekte onder alle mensen is verspreid. 

Daartoe bouwde ze een zeer rijk gestoffeerde redenering op waaruit ik volgende kernthema’s haal. Ze baseerde zich op het laatste onderwijs van Lacan. Het subject wordt doordrongen van taal, betekenaars die inwerken op zijn genietend lichaam. Wat men psychisch functioneren noemt, is een poging om woorden, beelden, een woelig lichaam en de wisselvalligheden van het leven met elkaar te verknopen. Daarbij wist ze herhaaldelijk mijn aandacht te trekken omdat ze expliciet naar de kliniek en naar maatschappelijke fenomenen verwees. Ik begrijp dat samen met de studie van de borromeïsche kliniek een interesse voor een pragmatisch handelen is gegroeid. Het is dus belangrijk te kunnen overbrengen wat we doen. 

Brousse verwees eerst naar de tijdsgeest, waarbij we tradities overboord hebben gegooid. Dit heeft een effect op de kliniek van de ‘Naam-van-de-Vader’. Deze wordt omgevormd tot een functie. Het normaliserende, het alledaagse of het gewone ligt dan in een kunnen omvormen van die functie in allerlei verschijningsvormen. Alles wordt normaal, men raakt aan alles gewoon, niets verbaast ons nog. Het is een functie die het genot niet uit het reële kan weghalen maar het enkel kan temmen door het aannemen van verschillende varianten. Deze functie kreeg de naam ‘ Compensatory Make Belief’. Het bewerkstelligt een veralgemening in de plaats van een individualisering. Brousse maakte de interessante vergelijking met het maatschappelijk verschijnsel waarbij allerlei minderheden hun rechten opeisen. Deze vervlakking in het bannen van de unieke waarde van een eigennaam en van de uitzonderingen, belet bij subjecten een kalm levensgevoel. De invulling van dit levensgevoel vond ik zeer interessant. Het sluimert als een surplus van de betekenaarsketen, en toont zich op bevoorrechte momenten van extase of trauma. Het sluit aan bij de moeilijke operatie van de  separatie in de subjectwording. 

Brousse verraste me door een koppeling te maken met de formules van de mannelijke seksuering. Daar geldt een algemene wet voor de castratie en één die daarop een uitzondering vormt. Hier valt een verschil te onderscheiden tussen de neurose en de extraordinaire psychose. Waar de psychoticus de regel laat gelden voor iedereen, houdt de neuroticus vast aan de uitzondering. Hij gelooft zelfs dat het voldoende is dat iets bestaat, dat iets voorkomt om het voor altijd en iedereen te kunnen doen gelden. 

Een interessante uitweiding vond ik in Brousse haar verhelderende voorstelling van het type patiënt dat opgedraaid en volledig losgeslagen hulp komt zoeken, omdat bijvoorbeeld hij zijn werk kwijt is, zijn vrouw weg  is, enz..  Ze stelde voor hem te benaderen als een voorbeeld van de tussencategorie, die de alledaagse psychose is: zijn klachten zijn een suppletie van wat hij meemaakt, in de positie van een uitzondering, naar het algemene. Hij zou best op te vangen zijn met een formulering : “alle vrouwen zijn… of alle bazen doen dit of dat.” Hij wordt dan ontheven van die uitzondering te moeten invullen en de waarde van ‘de Naam -van -de -Vader’ wordt herleid tot een functie. 


Ze stipte ook de metafoor als categorie aan. In het gebruik van de taal substitueren we de ene betekenaar door een andere. Lacan werkte in zijn tweede onderwijs de functie van de Eén uit. Naast het begrip van de uitzondering en de Naam als een Eén, worden betekenaars eenheden van genot op zich. Zo wordt het algemene benaderd vanuit het één per één. Bij de psychoticus is er de waanmetafoor. Hij gebruikt betekenaars, met enkele die onuitgesproken blijven, maar met een duidelijke en vaststaande betekenis die alleen voor dat subject geldt. In andere gevallen kunnen betekenaars willekeurig worden vervangen. Deze substitutie leidt tot een verlening van zin voor een subject dat naar een neurotische positie neigt. Het reële wordt weggeduwd in zijn toevlucht zoeken tot een gebruik van woorden dat hem een gevoel van realiteit geeft. Betekenaars circuleren en krijgen voor een subject een aparte zin als ze ergens gefixeerd worden. Dit is het ‘capitoneren’ op een moment van subjectivering. Een betekenaar kan maar inslaan als er een fantasma aan het werk is dat het imaginaire en het symbolische met elkaar verknoopt. Dit zorgt ook voor genotseffecten  in het lichaam. De neuroticus overstijgt het alledaagse, het gewone, omdat hij ordening vindt in een afweren van het reële door er een zin op te plakken. De neuroticus gelooft in de zin van zijn bestaan als iets universeels. Hij gebruikt de discours met het geloof in een sociale band en zijn psychische organisatie functioneert op basis van metaforen. Maar de waarde van de metafoor wordt vervangen door deze van de gevoeligheid voor het weerklinken van een dubbelzinnigheid (équivoque). Daarmee bedekt hij het reële waarbinnen er geen verhouding is met woord of taal 

Ze besluit op een bijzondere manier. Doordat de neurose buiten-gewoon is, maakt dit een toegang naar een analyse mogelijk. Omdat de ordes verknoopt zijn, kan het subject zijn geloof als verhouding tot het reële veranderen zonder dat het tot een desorganisatie leidt. Dit is dan de invulling van de cryptische uitdrukking: ‘je maakt je dupe van je reële’. De analyse laat u uw symptoom bewerken en het reële daarbinnen onder ogen zien, zodat een andere koppeling aan het reële mogelijk wordt. 

We komen uit waar Brousse haar punt wou maken. Iedereen probeert een vlechtwerk te maken dat het reële verknoopt en dit is eigenlijk een fictieve ordening. Vandaar dat de gekte onder alleman waart. Ik begrijp dat de neuroticus zich daarin onderscheidt dat hij, de alledaagsheid voorbij, gelooft in een uitzonderlijke zingeving. Een analyse kan hem leren dat de prijs die hij daarvoor betaalt te hoog is en dat een eigen stijl kan volstaan.   

(1)    Miller, J.-A. (2013). Ordinary psychosis revisited, Psychoanalytical Notebooks, nr. 26, p. 33-48.   

Verslag: Miet De Muynck

Volg ons op

#