Weg wou ik, mijn fiets op en weg. Een paar seconden blijven is meer dan genoeg. Eventjes voelen waarover het gaat en dit gevoel dan weer begraven onder dagelijkse routines van boodschappen, koffie drinken, stukje chocolade erbij, keuken opruimen, telefoneren, gras afrijden, dat rapport nog schrijven, die betaling registreren…..allerlei werkjes waar we de dringende noodzaak wel eventjes van in het leven roepen, kwestie van wat gewicht mee te geven aan de dingen en te voelen wat een belang we niet innemen in dit universum.

Ik wou weg van een op zich best mooie plaats. Een grasveld met hoge bomen omzoomd, een vijver vlakbij, de zon warm en mild hangend in de blauwe lucht als bij Van Gogh en de wind zuchtend en ritselend doorheen de bladeren. En op dat grasveld liggen de kinderen begraven.

Ik ging naar het graf, zette me neer en voelde verdriet opwellen. Zodat ik een paar tellen later constateerde dat ik alweer weg aan het gaan was. Naar de boodschappen, het gras afrijden, de registratie van betalingen…. vrij gedachtenloos…als het me maar weghaalt van dit onvermijdelijke, dit voorbijgaan, als het me maar weghaalt van de pijn.

Maar ik keerde terug. Wat ik zag, is de basis van mijn leven. Van leven. Het mag van mij zelfs de basis van de samenleving genoemd worden. En er mag onderricht komen in hoe we meer “buikelijk” tot het besef kunnen komen van onze eigen sterfelijkheid.

Op een dag ben ik dood. Dat kan in de lente zijn of in de herfst, in de voormiddag of in de namiddag en misschien zal ik zelfs van plan geweest zijn het gras af te rijden, die namiddag. De grasmaaier zal onaangeroerd blijven staan en die dag zal het gras ongestoord verder groeien. Alsof ik er nooit geweest ben.

Op een dag ben ik niet meer bij de mensen die me dierbaar zijn. Is dit de reden, of een reden, waarom zovelen onder ons een held willen zijn? Zodat we misschien herinnerd zullen worden?

Onze samenleving heeft nood aan helden. De mens heeft nood aan helden. Aan mensen die iets belichamen dat voorbijgaat aan doordeweekse aangelegenheden.

Wat ik nu echter voorgeschoteld krijg aan heldendom vind ik nogal dunnetjes, wielrenners in de Tour bijvoorbeeld. Niet dat ik het deze wielrenners kwalijk neem, in veel gevallen vragen ze dit echt zelf niet. Hoop ik. Veronderstel ik. In veel gevallen sympathiseer ik zelfs met de wielrenners, ik hou van hun sport. In zekere mate. Dat zeg ik omdat ik nog niet zeker weet of het niet eerder uit een soort melancholisch gevoel is dat ik graag naar de Tour kijk.

Als kind speelde ik al met houten wasspelden en op de rug daarvan schreef ik rennersnamen, Gimondi, Ocana, Fuente, de onvermijdelijke Merckx, Agostinho….Een gans peleton wasspelden had ik en ik reed de Tour. Behalve als de was moest opgehangen worden, dan was het rustdag. Ook op straat fietste ik en reed de Tour. Ik was een sprinter, toch op 8 jaar. Een tijdrijder toen ik 15 was. Ik hou van de Tour. Misschien omdat de Tour al sinds mensenheugenis bij mij is en mij begeleid heeft in mijn opgroeien. Toen ik 9 jaar was en juli brak aan was daar de Tour. Toen ik 27 was en juli brak aan was daar de Tour. Nu is er nog altijd de Tour, komt juli ook nog altijd langs en ik word 50. De Tour brengt me terug bij mijn eerste wasspeldcoureurs toen ik in de lagere school enig aanzien genoot omwille van mijn voetbaltalenten, bij mijn eerste verkenningen op de fiets niet ver van het Duits kerkhof waarbij de leeuweriken hoog in de lucht hingen, bij mijn ontluikend besef dat ik niet thuishoorde in een jeugdbeweging, bij mijn uitzichtloze verveling toen ik opgroeide met the Undertones, Joy Division, the Jam. Ook later toen ik een eerste job had….De Tour was er, als een broer, en keek ernaar.

Tegelijk lijkt het me een circus van bedrog, achterklap, schijnheiligheid, rancune, milieuvervuiling,…ik durf er niet aan denken wat de ecologische voetafdruk van zo’n Tour is. Ik hoor daar ook heel weinig over. En wat wordt ons als ideaalbeeld opgehangen? Waar zouden we moeten in geloven? Een winnaar zijn, succesvol zijn, niet opgeven, regelmatig eens in een schemerzone zoeken naar middelen die een handje kunnen helpen, al kan het ook een volledig duistere zone zijn, samenhorigheid – al is het dan vaak samenhorigheid in dienst van euro’s en ponden. Een mens wil graag ergens bijhoren en daartoe zijn we bereid een hoge prijs te betalen – ook als het vals blijkt te zijn….Ik zag een sprinter volgens mij onverbloemd opzettelijk een andere sprinter een kwak geven, in volle sprint, aan meer dan 60 per uur, op de fiets. Het werd goedgepraat. Losjes, uit de pols. Een fait divers?

Toch geniet ik er ook van. De bergritten in de zon, het lome juli-gevoel van niets te moeten doen behalve het warm te hebben, languit te liggen in de zetel en te kijken wie er monter omhoogrijdt, wie zuiver zou kunnen rijden, wie niet…

Als ik er wat dieper over nadenk echter, hou ik van de Tour omdat die voor mij een soort legitiem wegzinken betekent in een aangenaam ontkennen van het leven daarbuiten. Ja, we gaan dood, maar eerst toch hier liggen in die zetel en kijken naar de tijdrit. Nu eventjes niet. En wat een prachtige landschappen toch, vredig en idyllisch, de Vaucluse, de kust van Bretagne, de apocalyptische koplampen bij regen op Alpe d’Huez….ik lieg mezelf voor en ik misbruik de renners. Ik dopeer mezelf. Althans bij momenten.

Heb ik niets beter te doen dan brood en spelen? Op zich is het natuurlijk niet barbaars om ook te genieten van de koers. Ik probeer me echter voor te stellen hoe het zou kunnen zijn als we deze circussen tot wat meer realistische proporties zouden kunnen terug brengen. Als iemand met meer dan 60 km per uur een ander een duw wil geven, kan dat dan misschien ook eens deftig gesanctioneerd worden? Het maakt me niet uit dat het adrenaline is, de hitte van het moment, wat er op het spel staat (ja! wat eigenlijk?!?), je brengt een mens in gevaar. En al dat geleuter errond….

Maar is de Tour uiteindelijk geen symbool van onze samenleving? Geld is de hogepriester samen met spektakel en kicks, het moet altijd meer, sneller, gevaarlijker, plezieriger, we zijn verslaafd aan plezier…en er wordt ook beweerd dat alles gemeten kan worden, inspanningen, recuperatie, ik hoorde vrij veel over wattage, en je weet…wat niet gemeten kan worden of niet wetenschappelijk uitgedrukt bestaat niet…

Is ons leven dan echt zo belabberd? Is de Tour eigenlijk niet een zeepbel waar miljoenen euro’s mee gemoeid zijn en waar we met zovelen (waaronder ook ik van tijd tot tijd) blind en dankbaar in mee hossen, dankbaar omdat drie weken, drie weken van ons leven gevuld worden met circus, aapjes en sprongetjes…

Maar vergis je niet, het circus van de Tour kan evengoed vervangen worden door het circus van die exotische vakantie die spannend en fantastisch moet zijn, of het circus van die ene job die uitblinkt van uitdagingen, salaris en flexibiliteit. Of het circus van het neurotisch plezierige leven, het circus van gecorrumpeerde religie….Circussen…

Toch maar weer eens naar het graf gaan.

Filiep